inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1876-1931

poëzie (nr. 3.355):

DE WERELD

Hij hield de handen voor 't gezicht,
Hij dacht door tranen te verstaan,
En in dit duister, diep en dicht,
Zag hij de bonte wereld aan;

Hoe blonk het goud, hoe rees de stad
Gehorend opwaarts voor het blauw;
Wie ooit gezocht had en bezat,
Hoe maakte rook zijn vensters grauw.

Hij nam de handen van 't gezicht,
En Mei liep lieflijk langs het land,
Er scheen een ander, reiner licht,
En groen ook werd het naakte zand,

Het leek eenvoudig wat hij zag,
Dat het een kind bedenken kon,
En toch, niet anders bleek de dag,
En zo was God, en zo de zon.

Schrijver: Aart van der Leeuw
Inzender: Redactie, 14 februari 2018


Geplaatst in de categorie: wereld

3.0 met 4 stemmen aantal keer bekeken 646

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)