inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1864 - 1924

poëzie (nr. 3.391):

De lente - ik sta midden in haar -

De lente - ik sta midden in haar -

o daar komt ze daar daar
daar vliegt ze op mij aan, ze zoent me,
ze zoent me, ze zoent me en ze noemt me
haar zoete ademen, woord voor woord;
o en daar vliegt ze voort
de honnege fladderende lente,
daar naar de verte, daar naar de horizonnerige tenten,
de zilveren, zilvervoetige, zilverhandige lente,
de zomerige lente.

Kijk nu, ze strooit de zomer rond
die vliegt om haar rond
uit haar mond,
rond haar boezem, haar gladde rug, haar benen
zo donslicht omschenen,
ze gaat langs de horizonnen
maar aldoor omme,
ze heeft toch zo veel, ze kan geven
wel, zie het lichte sneven
van al dat kwijnende levende stervende opflikkerend licht
en daar midde' in haar gezicht
zie je het wel, zie je het wel -
hoe licht hoe wit hoe goud hoe schel,
hoe kunnen we het toch verdragen
van ochtend tot avonddage,
kom weer, kom bij me weer
gij mijn lieve, mijn lieve, lieve, lieve ogenbegeer.

O ze valt op mijn borst,
haar mond midde' in de dorst
van mijn mond, haar rode zachte weke punttong -
't is of ze helemaal in me drong.

Verzen (1890)

Schrijver: Herman Gorter
Inzender: Redactie, 20 maart 2018


Geplaatst in de categorie: jaargetijden

3.0 met 11 stemmen aantal keer bekeken 1.388

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)