De handdruk
O, tintel’ uw hart in de druk van uw hand:
Ik dank voor een vinger twee, drie!
Ik walg van een kneepje, koket en pedant,
Een pink van een man van genie....
En, vrindlief, uw bevende, klevende hand
Is waarlijk mijn antipathie!
Verstijve de hand, die de hoveling speelt;
Beleefde, vernedrende hand!
Verdorre de hand, die verraderlijk streelt;
’k Voel liever een klauw of een tand!
De handdruk, die louter een 'gunstje' verbeeldt,
Die wijs ik bepaal van de hand!
Ik weiger uw handje zo keurig en teer,
Mij angstig en huiverend geboôn!
Ik vraag u geen handschoen; ik weiger die eer,
Al waart ge Jouvin in persoon!
Uw harige rechte, mijn Bello! zegt meer,
Dan ’t pootje, zo keurig, zo schoon!
Een hand zonder zenuw of leven of kracht,
’t Is onzin, ’t is laster, verraad!
Een ledige vorm, die de liefde veracht,
De vriendschap, de geestdrift versmaadt!
De hand, die mij treft, die mijn lijden verzacht,
Die hand zij een druk, zij een daad!
Neen, ’k vraag u geen woorden, geen ijdel verhaal,
Uw hand zij mij tolk van uw hart!
Uw handdruk, mijn vriend, zij welsprekende taal,
Bij weerzien en blijdschap en smart!
Ja teder en trouw, of veerkrachtig als staal –
Uw hand zij de tolk van uw hart!
Een hand zij een pand van een hartlijk gemoed,
Waarachtige troost in de rouw!
Gastvrijheid, uw welkom, uw zegen, uw groet,
Het zegel dier liefde, der trouw.
En – ’t kusje te–met zij verleidende zoet –
Uw handdruk zij heilig, o vrouw!
Eerste gedichten (1847)
Schrijver: P.A. de GénestetInzender: Redactie, 20 augustus 2021
Geplaatst in de categorie: vriendschap