'K weet nog, hoe 'k vaak tegen mijn liefde zei
'K weet nog, hoe 'k vaak tegen mijn liefde zei:
Toe, kindje, wees eens stil! Je bent zo druk:
Jouw zonn'ge woorden vlind'ren 't spinsel stuk,
Dat Yâjnawalkya's mijm'ren om me lei.
Jij bent mijn jeugd, mijn levend sprookje, jij
Mijn morgenster, mijn enig aards geluk;
Maar kromgeboeid lig 'k onder lange druk
Van mensenleed: wie Brahman kent, is vrij.
En als 'k op sneeuwige kometen neer-
duizel, de helling af van parabool,
Of, fonk'lend, met Orion defileer
Langs macht'ge onzichtbaarheid van stille pool,
Dan raken we uit de baan door al jouw praten,
Én tijd vergetend, én coördinaten.
---------------------------------------------
dit sonnet is het 1e in de cyclus: Bevrijding
Brahman, deel I, p. 53
Aan Yâjnawalkya, een beroemde wijze uit de oudheid, worden de Satapatha Brahmâna en de Brihak Aranyaka toegeschreven. Men zegt dat hij de nadruk legde op de positieve plicht van religieuze meditatie en het zich terugtrekken in de bossen; daarom is men van mening dat hij de grondlegger is van de yogaleer.(1919)
Inzender: Redactie, 31 mei 2020
Geplaatst in de categorie: vrijheid