inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1581-1647

poëzie (nr. 99):

Sonnet (Gezwinde grijsaard die op wakkre wieken staag)

(opgedragen aan zijn afwezige verloofde Christina van Erp,
met wie Hooft 3 maanden later in 1610 in het huwelijk zou treden.)


Gezwinde grijsaard die op wakkre wieken staag*
De dunne lucht doorsnijdt, en zonder zeil te strijken*
Altijd vaart voor de wind, en ieder na laat kijken,
Doodsvijand van de rust, die woelt* bij nacht, bij dag,

Onachterhaalbre Tijd, wiens hete honger graag*
Verslokt, verslindt, verteert al wat er sterk mag lijken
En keert en wendt en stort Staten en Koninkrijken;
Voor iedereen te snel, hoe valt gij* mij zo traag?

Mijn lief, sinds ik u mis, verdrijve* ik met mishagen
De schoorvoetige Tijd, en tob de lange dagen
Met arbeid avondwaarts; uw afzijn valt te bang.

En mijn verlangen kan de Tijdgod niet bewegen*.
Maar ‘t schijnt* verlangen daar zijn naam af heeft gekregen,
Dat ik de Tijd die ik verkorten wil, verlang*.

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

op wakkre wieken staag - op altijd snelle vleugels
zonder zeil te strijken - zonder het zeil neer te laten
woelt - vooruitsnelt
wiens hete honger graag - wiens grote, gretige honger
valt gij - lijkt gij
verdrijve - breng door
bewegen - bewegen tot meer spoed
't schijnt - het schijnt dat
verlang - verleng

Schrijver: P.C. Hooft
Inzender: JM, 29 juni 2002


Geplaatst in de categorie: tijd

3.0 met 102 stemmen aantal keer bekeken 33.012

Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
ton delemarre
Datum:
19 augustus 2014
Vader Tijd anno MDCCXXVIII

Hij ziet sinds 1728 uit over het water van de Kuipershaven
hoog in het geprofileerd, gelobd fronton verheven aan het Vlak
Aandachtig staart hij naar het decor van gevels ter weerszijden
De Damiatebrug klapt op en neer, de meeuwen schreeuwen

Hij vliegt niet meer gezwind, zijn rechterwing ontvederd
De zandloper waarin de tijd langzaam verstrijkt weegt tonnen
op zijn grijze hoofd, hij lijkt niet meer de hongerige
die staten en koninkrijken verslokt verslindt verteert

Past nu meer bij de traagheid van het verlangen
Naar de afwezige, ontbrekende geliefde
Tobt arbeidzaam de dagen avondwaarts
Fluistert: Uw afzijn valt te bang

Ontplooit het wapen met de leeuw van Holland in zijn schoot
Houdt zich meer bezig met de fabels van Fontaine
De vos die moeiteloos de raaf zijn kaas ontrooft
Twee osseogen links en rechts voltooien de menagerie

Hij kijkt schuins onderuit Ik vrees dat hij mijn zang
niet meer waardeert dan het krassen van de raaf
En graag ontstal ik hem wat tijd na haast driehonderd jaar
Anders dan Hooft vraag ik: verleng de dagen maar.

Dordrecht, 19 augustus 2014, Ton Delemarre

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)