AAN EEN WIJSGEER
Ai zeg, gij stugge Wijsgeer,
Wat smaalt gij op mijn zangen
En noemt hen laffe dwaasheid?
Ik zing alleen van Liefde,
Van Fillis vriendlijke oogjes,
Van ted're minnekusjes,
En is dit laffe dwaasheid?
Zwijg stil, gij stugge Wijsgeer,
Natuur gaf u geen harte,
Geen tedervoelend harte,
Gij kent geen zoete liefde.
U heeft geen jonge schoonheid,
Met tederlachende oogjes,
De boezem ooit doen gloeien.
Van de allerzoetste vreugde:
Beminnen en bemind te zijn,
Had nooit uw ziel een denkbeeld.
Ai, zwijg toch stugge Wijsgeer,
Of - 'k zweer 't bij Fillis ogen -!
Of 'k zal der grote Liefde
Van uwe trotsheid klagen,
En dan - dan moogt gij beven!
Gezangen mijner jeugd(1782)
Schrijver: Jacobus BellamyInzender: Redactie, 27 november 2022
Geplaatst in de categorie: filosofie