De forel
Gelijk een schaduw grauw, schiet de forel,
En schielijk, uit de zwarte nacht der stenen,
En ijlt de bergstroom ver vooruit, verdwenen
In 't rimplend zonlicht, dat daar flikkert schel.
En zie! ginds springt zij uit de klare wel,
En glanst van zilver, door de dag beschenen,
Doch plonst, dat vlokken spatten om haar henen,
Terug, in 't vlietend sneeuw, dat voortschiet snel.
Gelijk de stroom zijn schubbig eigendom,
Zo bindt de baan, die ieder is beschoren,
De mens, als hij zijn roeping wil vergeten.
In 't water vindt de vis 't geluk alom
En vrijheid, die daarbuiten gaan verloren:
Geluk wordt deugd, ervaring vormt geweten.
Mathilde
Schrijver: Jacques PerkInzender: H.T., 19 februari 2003
Geplaatst in de categorie: moraal