WELDADIG ZONNEWEER
Weldadig zonneweer,
hoe lang heeft ons verlangen
gewacht naar uwe troost,
geveterd en gevangen
in ‘s Winters lastigheid!
Zal ‘t zomer zijn voortaan,
of zult ge, wederher
al, zonne, u duiken gaan?
De mensen danken u
volmondig, en de hoven,
in ‘t eerst aanschouwde groen,
u dankbaarheid beloven;
de vogels vliegen los
en blij; het kwekenoot*,
ontdonkerd hier en daar,
de staldeure openstoot.
Daar davert iet dwersdeur
elk wezen; daar zijn stralen
van louter levendheid,
die uit de hemel dalen:
of wat, ontdekt het mij,
wat is die geile* stroom,
die alles blij zijn doet,
‘t zij mense, dier of boom?
‘t Is zonneweer; het is...
‘t is zomer; al ‘t geleden,
al ‘t uitgedoogde kwaad
is weg, uit lijf en leden;
de zonne lacht en laaft
het herte los en vrij
van kommer, of het ook
geen' dag nog zonne en zij.
Wie zal de goedheid dan,
wie de eeuwig onbegonnen
mildadigheid van Hem,
de dagraad aller zonnen,
verstaande, ootmoediglijk
genoeg, op beide knie'n
aanbidden: wie de naam
vollovend zijn van Dien?
Door de eeuwige eeuwen heen,
geloofd zij ‘t eeuwig Wezen;
zij ‘t eeuwig Licht geloofd,
zo nu zo ooit na deze:
zij ‘t eeuwig Liefdevier,
het leven van ‘t heelal,
geloofd, zo lange iet is,
dat was of wezen zal!
- - - - - - - - - - - -- - - - - - -- - - - - - - - - - -- - - - -- - - - --
* kwekenoot - kweekvee, fokvee
* geile - groeizame
deel III (Lentemaand), Rijmsnoer (1893)
Schrijver: Guido GezelleInzender: E.N., 23 maart 2003
Geplaatst in de categorie: jaargetijden