De laan in, uit westlijke wolkensluis
De laan in, uit westlijke wolkensluis,
Stuwt-op ’t oranje licht; ’t gewelf van toppen
Lijkt, vastgeklonken met fel kop’ren knoppen,
Geelgroene naad van zacht hellende buis.
Ik freewheel over licht; langwerp’ge droppen
Trillen op ’t stuur; en ’k luister naar ’t geruis
Achter me in ’t dorre blad, en naar ’t gedruis
Bij sprong of droog geknap van beukendoppen.
Tot streep smelt saam ’t versneld metaalgetikkel.
Hard gonst de nobel-koele wind. Op ’t nikkel
Schittert een dubbelster, oranjerood
Aan ’t einde van de laan, om me op te vangen,
Staat, groot, de zon. Voort vlieg ’k, in vreemd verlangen
naar iets — onzegbaar, tijdloos: liefde-en-dood.
Brahman, deel I, p. 136(1919)
Schrijver: J.A. dèr MouwInzender: J.M., 6 april 2003
Geplaatst in de categorie: tijd