inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1864 - 1924

poëzie (nr. 4.856):

TOEN zag ik je —

Er was toen veel licht,
de kamer was een bloem die dicht
in eens open uit gaat schijnen,
het licht vloog rond in lijnen.
Ik was heel stil en ik dacht niet veel,
ge hebt gekeken en heel
mijn hoofd is wijd opengewaaid,
zoals 's zomers opengelaaid
boven op een wijd, wijd land,
in een wijd werelds open land -
zo was ik eens in die kamer
in die rode gouddoorlijnde kamer
waar het gasgoudlicht doorvloog op vleugels
vleugslaande wegslaande roeivleugels
in de tere lucht,
in de bevende lucht,
in de lucht die vlucht als je doorgaat —
hoor hoor hoor o ik hoor het,
je teer droog keelstemmetje spreken,
omhoog en wat lager spreken
vlak voor me, ik rook je teer vlees,
je uitschijnend stillevend vlees,
ik stikte in je ogenkijken
in dat tintelend blote kijken
uit dat stil hoofdbewegen,
in dat trillen en dat bewegen
van je handen en je hoofd en je voet
zoals het aan me nu nog doet.
O kon ik maar vinden
het uitvlietend gezwinde
woordenriviersterrelsel
waarin ik het alles vertel
voordat ik weg ga sterven
in het leven waarin ik zo zwerve.
Maar o schone tintelkleure
die binnen de grote lichtdeuren
van de zonzomer is,
en al de lichtlichternis,
de hoge heilige mis
van de dagen,
en goudlicht en avondschijn
in de rode kamer die zijn,
waarin zij toen was
met haar lichaam als glas
zo doorzichtig, zo lichtig, wilt wezen
samen altijd uitgelezen
in me die haar eenmaal zag
in uw licht roodgoudwitte dag.
Want laat ik maar bibbren
en maar heel wèg sidderen
in woorden opdat niets meer is
dan hare lichternis.

Verzen(1890 )

Schrijver: Herman Gorter
Inzender: Redactie, 17 februari 2023


Geplaatst in de categorie: liefde

3.0 met 20 stemmen aantal keer bekeken 4.775

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)