IJlende trein schijnt, trillend, stil te staan
IJlende trein schijnt, trillend, stil te staan,
En 't is, terwijl ik kijk droom'rig door 't glas,
Of heel de wereld machtig stelsel was
Van reuz'ge rad'ren, die onhoorbaar gaan,
Met blauw-saffieren velgen, plas naast plas,
En smal-smaragden spaken, laan naast laan,
En brede, gouden spaken, graan naast graan,
Went'lend om verre toren, rustende as;
En ontzaglijk de eeuwige vuurhaard brandt
In 't centrum van 't heelal; en laait en laait;
En rook, door voortzuigende wind verwaaid,
Verwaait tot wolkenland na wolkenland -
Als torenspil, vuurhaard en rustloos wiel,
Zo wereldgang, begeerte en de eeuw'ge Ziel.
Brahman, deel I, p. 223(1919)
Schrijver: J.A. dèr MouwInzender: JM, 4 juni 2003
Geplaatst in de categorie: filosofie