Tussen golven en sterren, vreemd aan de aard
Tussen golven en sterren, vreemd aan de aard,
Zeilt de albatros zijn wijdgewiekte vlucht,
En dubb'le oneindigheid van nacht en lucht
Orakelt rond zijn eenzaam trotse vaart.
Hem, diep vertrouwd met storm en sterren, spaart
De wijze zeeman; de ander is een klucht
Zijn neergeruiste hoogheid, dat tot vlucht
Hij sart, die hem van de ondergang bewaart.
Mijn liefde, groot van storm en sterrelicht,
Streek uit de rand van 't eindige op je neer;
Jouw zeilenpracht, door weif'lend roer gericht,
Vlindert naar helle nacht van bliksemweer.
Jou redt, breekt eens 't verblind gewilde los,
Niet weggeschrikt, jouw mystische albatros.
Brahman, deel I, p. 225(1919)
Schrijver: J.A. dèr MouwInzender: JM, 9 juni 2003
Geplaatst in de categorie: liefde