Verraad
Als Christus met zijn jongeren te gader
Gezeten was in d'alderlaatste nacht,
Hier is de uur, sprak hij, zo lang gewacht
Dat door de dood ik trede tot de Vader.
Geen hertenleed, o vrienden, komt mij nader
Als dat de man die mij te volgen placht
Om 't aardse goed het eeuwige veracht,
En wordt aan mij een schandelijk verrader.
Iskarioth uw boosheid ik wel weet.
Neem nog van mij die minnelijke beet,
En scheid daarmee terstond van deze elven.
Des mensen Zoon zich geerne overgeeft;
Maar 't waar u goed en had gij nooit geleefd.
Gij wint het geld, en gij verliest u zelve.
Over-Ysselsche Sangen en Dichten (1630)
Schrijver: Jacobus ReviusInzender: K.S., 14 oktober 2003
Geplaatst in de categorie: religie