Snuff'lend over blauwzwart bevroren vliet
Snuff'lend over blauwzwart bevroren vliet,
Zocht de oostenwind, of hij iets levends vond;
In 't zonlicht dubbel spokig, siste in 't rond
'T schuifelen, scherp en ijl, van 't dode riet;
Zwervend geroep van vluchtende karkiet
Klonk wonderlijk-onzichtbaar. 'T was, als stond
Bedreigd mijn lichaam op behekste grond,
Vol dood, die 'k voelde en hoorde, al zag 'k hem niet.
Hij lag onbewegelijk op de loer
Geduldig onder doorschijnende vloer,
En sloop door wijkend riet met sluwe stap,
En aasde uit 't west met rood, hongerig oog,
En heerste uit violette schem'ringboog
In ster'lig blauw van wereldkoningschap.
Brahman deel II, pag. 345
Schrijver: J.A. dèr MouwInzender: JM, 5 november 2003
Geplaatst in de categorie: natuur