inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1581-1647

poëzie (nr. 511):

Een Majeboom*

Aan de Joffren* Anne en Tesselschae Roemer Visschers gesonden naer* haar vertreck vanden huijse te Muiden, in 't jaer 1621, spreekt

Orpheus* met sijn stem en vinger
Maeckte eertijdts den* boomen voeten,
Datse* bij gekroonde* stoeten
Liepen nae* den soeten singer.
Ist dan vreemdt, dat ick verslinger
Op uw speelen,
Op uw queelen,
En loop achter aen uw keelen?
Ick, die ben van 't selve volck?
En was hij* der goden tolck,
Ghij syt speelnoots* van godinnen.
En indien Thalia'* haer sinnen
Eens tot trouwen zet, sult ghij
Elleck sitten aen een zij.

-------------
* = Meiboom: groene boom of tak rond 1 mei versierd voor iemands huis geplant (vooral van een geliefde) als eerbetoon.
* = Joffren: juffrouwen
* = naer: na
* = Orpheus: kreeg door zijn muziek ook toegang tot het dodenrijk om er zijn vrouw Euridice uit mee te voeren.
* = den: aan den
* = Datse: zodat ze
* = gekroonde: feestelijke
* = Liepen nae: volgden
* = hij: bedoeld is Orpheus, zie hierboven
* = speelnoots: vriendinnen
* = Thalia: een der drie gratien, godinnen van bekoring, vreugde en feestelijkheid.

Schrijver: P.C. Hooft
Inzender: jb, 11 augustus 2004


Geplaatst in de categorie: afscheid

4.0 met 5 stemmen aantal keer bekeken 3.151

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)