Vertroostinge aan Gerard Vossius
Wat treurt gij, hooggeleerde Vos
en fronst het voorhoofd van verdriet?
Benij Uw zoon de hemel niet.
De hemel trekt, ay, laat hem los.
Ay, staak dees ijdele tranen wat
en offer, welgetroost en blij
de allerbeste vader vrij
Het puik van uwe aardse schat.
Men klaagt, indien de kiele strandt,
maar niet, wanneer ze rijk gelaân
uit de verbolgen oceaan
in een behouden haven landt.
Men klaagt, indien de balsem stort,
om 't spillen van de diere reuk:
Maar niet, zo 't glas bekomt een breuk,
als 't edel nat geborgen wordt.
Hij schut vergeefs zich zelve moe
wie schutten wil de sterke vliet,
die van de steile rotse schiet
naar hare ruime boezem toe.
Zo draait de wereldkloot; hetzij
de vader 't liefste kind beweent,
of 't kind op vaders lichaam steent:
De dood gaat huis noch deur voorbij.
De dood die spaart noch zoete jeugd,
noch gemelijke ouderdom.
Zij maakt de mond des reedners stom
en ziet geleerdheid aan noch deugd.
Gelukkig is een vast gemoed
dat in geen blijde weelde smilt,
en stuit, gelijk een taaie schild,
de onvermijdbre tegenspoed.
Inzender: A.Goossens, 11 oktober 2004
Geplaatst in de categorie: overlijden