inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1808-1858

poëzie (nr. 569):

De Dankbare Zoon

Ik ben een zeer gelukkig kind,
Wanneer men dit bedenkt:
Mijn vader is mijn beste vrind,
Die mij schier alles schenkt:
Zijn afgedragen zomervest,
Zijn oude broeken, en de rest;
Maar dat weet Moeders naaister best.

Hoe lekker smaakt die boterham,
Met dat Sint Nikolaas,
Dat mijn mama mij brengen kwam
In plaats van Leidse kaas.
En och! hoe menig arme man
Zijn zoontje proeft daar nimmer van;
Daar de ouwe 't niet betalen kan!

En daarop noopt mij dankbaarheid,
Reeds op het pad der deugd
(Gelijk mijn vader dikwerf zeit)
Te wand'len in mijn jeugd:
Altijd de rechte weg te gaan,
En, met mijn Zondags buisje aan,
Nooit ergens tegen aan te staan.

Wanneer Papa uit wandlen gaat,
Neemt hij ons dikwijls mee
En reciteert soms over straat
't Sanscrities a, b, c:
En, als ik 't hem dan nazeg, ik
Dan lees ik in zijn vaderblik:
'Ik ben ontzaglijk in mijn schik.'

En daarom is mijn vast besluit,
O dierbaar ouderpaar -
Dat ik, ofschoon uw jongste guit,
Uw meekrapkleurig haar
Nooit grijs doe worden voor de tijd,
Noch dat ik door gebrek aan vlijt
Het vaderhart u openrijt.

Integendeel, door mijn gedrag
Hoop ik al meer en meer,
- Als ik het zo 'reis noemen mag, -
Te strekken tot uw eer.
Zo moogt gij eenmaal, oude liên!
Nog in uw jongste telg misschien
Uw evenbeeld gespiegeld zien.

Verleden week zag ik een zoon,
Die zijne grootmama
Behandlen dorst met smaad en hoon,
De moeder van zijn pa!
Hij zei: haar man, die ouwe paai,
Sprak naamlijk als een schorre kraai....
- Dat stond die jongen heer niet fraai.

Schrijver: Gerrit van de Linde
Inzender: M.N., 16 november 2004


Geplaatst in de categorie: ouders

3.0 met 18 stemmen aantal keer bekeken 2.707

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)