ARM HUISGEZIN
Onder ‘t duister dak gedoken,
strooi en vodden altegaar,
heel onttodderd*, half gebroken,
staat des werkmans woonstee daar.
‘t Kaafgat*, omme- en scheefgetrokken,
vallen gaat; en daar, deureen,
liggen afgerolde brokken
bruingebrand al, gruis en steen.
‘t Dak beneden, deur de wanden,
glazenloos, van latte en leem,
zie ‘k getelde turven branden,
doods, in ‘t deerlijk huisgeheem.
Open ligt het, aller ogen;
‘t waait erdeure en ‘t sneeuwt erin;
‘s zomers zal me' er hitte in dogen,
‘s winters koude. - Arm huisgezin!
--------------------------------------------------
onttodderd - ontbonden
kaafgat - het bovenste van de kave = schouw, haard
Rijmsnoer (1897)
Schrijver: Guido GezelleInzender: P.S., 4 januari 2005
Geplaatst in de categorie: maatschappij