Psychologieën I
I
Een koud vermoeden rilt mij door het brein:
Ik zie mijzelf en weet thans wie ik ben: -
Ik ben Erinn'ring van veel boeken, en
Een Macht, waarmee 'k mijzelf en al mijn zijn,
Gedachte en daad, gelijk maak aan de schijn,
Die 'k daarin schoonst vond: - onbewust gewen
Ik me aan dat ál-artiest zijn; - soms zelfs ken
'k Mijn schijn, die groot is, niet van eigen klein.
'k Ben als een speler, maar die zó goed speelt,
Dat hij zichzelve niet-te-spelen schijnt,
En zich eerst schoon vindt in zijn eigen spel,
En zich in 't leven met zichzelf verveelt,
En zich op straat met de gedachte pijnt:
'Nu ben 'k mijzelf niet - op de planken wél.'
Inzender: Redactie, 2 november 2021
Geplaatst in de categorie: psychologie