Psychologieën II
II.
Als een acteur, die zó zijn rol bemint,
Dat hij zich altijd kleedt in 't zelfde kleed,
En in gebaar en blikken nooit vergeet
Zijn schijnbaar zelf, dat hij zijn waar zelf vindt -
Zó zorgzaam, dat niet één der buren weet,
Dat hij hen allen en zichzelf verblindt,
Totdat hem één dood in zijn kamer vindt,
En schrikt - en mijmert of de dood dát deed!
Zo dacht ik soms, als ik mijzelf verscheen,
Of ik misschien, nog eer ik 't kon bevroên,
Mijn zijn verward had met een schone schijn; -
Zodat wat schijn was zijn werd en mijn zijn
Mij wel een vreemde schijn moest schijnen, toen
'k Mij in mijn ziel boog en haar zag - alleen.
Inzender: AvD, 3 februari 2005
Geplaatst in de categorie: psychologie