Antwoord.
'Wat werkt ge (zegt men mij); ’t is vruchtloos, al dat schrijven:
Men roeit in ’t hart niet uit, wat elk is ingeprent.' —
Voorzeker, ’k moet dan elk in de verkeerdheên stijven,
En juichen ’t hollen toe van wie ten afgrond rent?
’k Moet reden, waarheid, God en Heiland, afgezworen,
Verwoest zien, zonder leed, ja juichen ’t zwijgend toe?
De stem van Godsdienst, Recht, en overtuiging smoren,
En bukken, laf als elk, voor de Inquisitie-roe?
Neen, snoodaards! vloek en woed, en knevel de aard in banden;
Mijn tong, mijn pen, is vrij, als ’t hart dat in mij slaat.
’k Veracht de dolle drift van lage Dwingelanden:
Eén Heiland is me een schuts voor aller Duivlen haat.
Ja, trotsheid, eigenwil, zijn elk’ verworpling eigen,
’t Zijn LUCIFERS, wier drom op ZELFVERLICHTING roemt!
Maar, wie naar ’t Helse juk de slavenhals moog neigen,
Nooit aarzelt hij of plooit die zich naar Christus noemt.
Rotsgalmen I
Schrijver: Willem BilderdijkInzender: Redactie, 25 april 2020
Geplaatst in de categorie: vrijheid