inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1753 - 1824

poëzie (nr. 651):

COLMA

Romance

In 't eenzame hutje
Sleet COLMA bij winter
De slepende nacht.
De noodstormen huilden,
De springvloeden gierden,
En 't ijs loeide in 't rond.

Een dwarrelend lampje
Verspreidde aan de kleiwand
Een nevelig licht;
Gelijk bij de doden,
De statige doden,
De lijklampen doen.

Daar zat zij en treurde,
Zo eenzaam, zo ledig,
Zich 't harte van één.
Wat baat haar de morgen?
Zij ziet bij zijn purper
Haar minnaar toch niet!

Langs bergen en dalen
Was EDWIN getogen
De vijand te keer,
En 't zieltje van 't meisje
Was met hem gevlogen,
En zweefde om hem heen.

Ach, Hemel! het lamplicht
Wordt blaauw voor hare ogen,
En kraakt in de pijp -
En tegen haar over
Aanschouwt ze de minnaar,
De énige man!

Maar niet met die wangen,
Daar rozen bij kwijnden;
Die lach in de mond,
Die 't al om zich henen
Herschiep in een Eden
Van stromend genot.

Hologig en spraakloos,
Met benige kaken,
En lippen van lood,
Stond EDWIN daar voor haar,
Vol rimpels en pramen,
Gevoelloos en stijf.

Genoeg, 't scheen de minnaar,
Die ze eenmaal beminde
Om 't eeuwig te doen -
Een hut en zijn schaduw
Verzwelgt in haar harte
Een troon zonder hem!

Voor alles verloren,
Half dronken van blijdschap
Van teerheid en min,
Ontsluit ze hare armen; -
Maar EDWIN bleef roerloos
En ijlde er niet in. -

Met zwellende boezem,
Door 't popelend harte
Aan 't golven gebracht,
Vliegt ze om hem te omvatten -
De hut wordt haar Hemel,
De middernacht dag! -

Zij grijpt - daar verdwijnt hij!
Zij ziet slechts een nevel,
En bloed op de steen -
Zij kent heel haar noodlot,
Grijpt bevend naar 't lampje;
Maar 't brandde niet meer!

Door ijzing bevangen,
Van weedom en smarte
Gevoelloos en stom,
Zoekt ze aaklig in 't donker,
Schoorvoetend en tastend,
De strodeur der hut.

Ze ontsluit ze, stuiptrekkend,
En ijlt door de heide
In 't holle des nachts.
De noodstormen huilden,
De springvloeden loeiden -
Zij hoort het niet meer!

Zij stuit aan de heuvel,
De vochtige heuvel,
Daar, diep in de grond,
't Gebeente vermolmde,
Het dierbaar gebeente
Van heel haar geslacht.

Hier zinkt ze op het aardrijk -
Gevoelt zich nog eenmaal,
En troetelt het graf -
Haar lippen verbleekten,
Hare ogen verstijfden,
En 't roosje brak af.

[1782]

Schrijver: Rhijnvis Feith
Inzender: E.W., 30 maart 2005


Geplaatst in de categorie: overlijden

3.0 met 11 stemmen aantal keer bekeken 3.653

Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Nelleke
Datum:
28 april 2005
Email:
noraatje_1999yahoo.com
Beangstigend!

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)