inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1585-1618

poëzie (nr. 5.269):

Amoureus liedeke

Kon ik eens recht* bedwingen
Mijn vliegend wild gezicht*,
Maar ik misbruik deez’ dingen,
Daarom is ’t hart zo licht*:
‘t Lust altijd naar wat vars*,
Verandering is goed,
‘t Nieuw maakt mij ‘t oude wars*,
’t Veranderen is zo zoet
voor een die ’t doet,
dat werd ik vroed*
door wankelbaar gemoed.

* recht = goed
* mijn vliegend wild gezicht: mijn neiging om voortdurend rond te kijken
* licht = veranderlijk, wispelturig
* vars = vers
* wars = afkerig van
* dat werd ik vroed = daar kwam ik achter

’t Oog doet mij kort beminnen
een frisse, zuivere maagd;
Een bruinoogd’* koninginne
heeft deze weer haast* verjaagd.
Haar haar was lang en blond,
Haar oogjes zwart als git,
Haar lachende rode mond
Heeft tandetjes sneeuwwit,
Zo blank als ditIs elke lid*
Dat aan haar lichaam zit.

* bruinoogd’ = bruinogige
* haast = snel, spoedig
* lid = lidmaat

Als ’t hart schier heeft verkregen
‘tgeen mijn oog gaarne ziet,
De reden* zeit daartegen:
Voorwaar, ’t en dient u niet.
Aanmerkt* wat gij verkiest,
Aanziet wat gij begeert.
Hoe haast een mens verliest
Daar gij ze om mint en eert.
Schoonheid verkeert*,
Verzochtheid* leert:
Gij mint dat u meest deert.

* de reden = het verstand
* aanmerkt = let op
* verkeert = verandert
* verzochtheid = beproefdheid, ervaring

Toen heb ik uitverkoren
Hetgeen mij wel nut zijn zou:
Een deugdrijk’, welgeboren
Bescheiden* wijze vrouw.
Recht is het dobbele rouw
Als het komt aan de dag:
Die mogend niet en wou
En willend niet en mag.
Ik wou wel, ziet,
Maar zij wou niet.
Toen bleef ik in ’t verdriet.

*recht = inderdaad, met recht
*bescheiden = verstandig

Dit duurde enige pozen,
Dat ik dus was belaên*.
Men ziet zo schone rozen
Wassen*, als daar vergaên.
De schepen af en aan
Zijn vast in waardij.
Wat wil ik mij verslaan*?
’t Verzoeken* staat toch vrij
Een goed gezel?
Dus denk ik snel:
Wil de een niet, de ander wel.

* dus was belaên: zo was beladen (met verdriet)
* wassen = groeien
* wat..mij verslaan = waarom zal ik mijzelf de put in praten
* verzoeken = proberen

Ik koos een meisje aardig,
Van minnelijk gelaat,
Van leven heel eerwaardig,
Van middelbare* staat,
Beleefd en heus* van praat,
Oprecht, vriend’lijk en trouw,
Maar buiten vriendenraad*
Zij gans niet doen en wou,
En ’t was* haar zin,
Maar niettemin
Zo derf ik mijn vriendin.

*middelbare staat = niet deftig noch onaanzienlijk
*heus = fatsoenlijk, wellevend
*vriendenraad = raad van verwanten
* en ’t was = ook al was het

Al moet ik ze verliezen,
Ik zet daarom geen smart;
Ik maak door mijn verkiezen*
Een gasthuis van mijn hart.
Verandering van spijs
Maakt lust en appetijt.
’t Veranderen ik zeer prijs,
‘k Verander mettertijd*.
Daar zijn zoveel
Schoon, rijk en eêl*;
Ik krijg ook licht mijn deel.

*verkiezen: wisselende keuzes
*mettertijd = bijtijds
*eêl = edel


---------------------------------------------
uit: Grote bron der minnen (1622)

Schrijver: Gerbrand Bredero
Inzender: Lau Kanen (H), 14 april 2024


Geplaatst in de categorie: liefde

4.0 met 10 stemmen aantal keer bekeken 3.472

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)