Meidag
Hoe nabij,
Hoe als eerst,
Glanst het bosje en straalt de wei,
Schalt de leeuwrik die met zang de lucht beheerst.
Zorgenvol
Liep ik uit,
Eer ik 't wist kwam Lente en zwol
De ogen vol met groen me, de oren vol geluid.
Wie bleef jong?
Wie werd oud?
Lente lachte en MIJN hart zong
De eigen tonen over die ze een knaap vertrouwt.
goden en grenzen(1920)
Schrijver: Albert VerweyInzender: adm, 3 mei 2005
Geplaatst in de categorie: natuur
Zorgvuldig geschreven
Dit soort knapen moet sneven
Een tikfout heeft dit gedicht bedorven.