inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1834 - 1875

poëzie (nr. 3.872):

Verzoening

Grootmoeder zat in de wagen,
En al de kindren erbij:
"Ik moet er zelf naartoe gaan,
Ik ben de jongste", sprak zij.

Haar oudste broer kwam haar tegen,
Aan de ingang van zijn woon,
Het haar om de kale schedel
Gelijk een zilveren kroon.

't Was de speelgenoot van haar kindsheid,
Zij zuchtte en zei: "Och Heer!"
En hij hielp ze van de wagen,
En hij zette de kinderen neer.

Zij spraken van geen verzoening,
Noch lang verleden geschil.
"Hij hoort niet meer", sprak zijn dochter,
"Maar hij ziet nog zonder bril".

Zij zaten weder te zamen
Aan tafel, de oude liên;
Grootmoeder zei dat ze elkander
In geen dertig jaar hadden gezien.

Toen beefde er een traan in haar ogen;
Maar zij was zo in haar schik,
En zij sprak tot zijne dochter:
"Hij is zeven jaar ouder dan ik".

Hij toonde haar 't vee in de stallen,
En hij toonde de oogst op het land:
"Ginds waren het vroeger al bossen".
Dit wees hij haar met de hand.

"'t Is vader die ze uit heeft doen rotten.
- Ge waart nog te klein", zei hij,
"Ge kunt daarvan niet weten",
En toen knikte en toen glimlachte zij.

Zo zagen zij elkander
In diepe ouderdom,
De schemering van het leven,
In 't vaderlijk huis weerom.

De oude man zei niet veel, toen zij heen was,
Hij zat peinzend in de hoek;
Grootmoeder reed zwijgend huiswaarts;
Dat was haar laatste bezoek.

Schrijver: Rosalie Loveling
Inzender: Redactie, 7 april 2020


Geplaatst in de categorie: familie

3.0 met 17 stemmen aantal keer bekeken 4.031

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)