Mijn haat
Ik ben met mijn haat door het leven gegaan
Een mantel van purper had zij aan
En onder die mantel een kleed van rouw
Als het slepend gewaad van een weduwvrouw
En een kroon van robijn op haar lokken blond
En een bittere lach om haar trotse mond
En een levende slang om haar middel heen
Als een goudgroene gordel van edelsteen
Zij droeg in de rechter een zwarte staf
Daar sloeg zij de zomerse bloemen mee af
Die lieflijk ontloken langs heg en vliet
En die zij mij nimmer nog plukken liet
Zij droeg aan haar boezem een passiebloem
Dat die bloem niet verwelkte dat was haar roem
En als ik haar smeekte om een koele dronk
Dan was 't of daar vuur in haar ogen blonk
En zij bood mij vol alsem, die nog in mij brandt
De albasten kelk van haar holle hand
Maar toen ik daar stond bij mijn lievekens graf
daar knopte en daar bloeide haar zwarte staf
tot hij rozen droeg als een rozelaar
Vele blanke en veel rode bij elkaar
Zij slingerde van zich de gordelslang
En tranen besproeiden haar bleke wang
Ik kuste haar handen, en hemels licht
Kwam over haar vorstelijk aangezicht.
" En zijt gij niet langer mijn trouwe slaaf
O gij die uw tranen zo vloeien laat?"
Toen sprak zij: " En hebt gij dat nooit verstaan?
Gij zijt met uw liefde door 't leven gegaan."
Inzender: adm, 22 juli 2005
Geplaatst in de categorie: emoties
Moge het zo eindigen als in dit gedicht van Hélène Swarth