Voor het Vaderland
Wij zijn gedaald, het licht af, naar beneden,
Onder de gronden; tot het klein geboeft' -
Dat, om te leven, vijanden behoeft;
Van hen te leren - zijn wij afgegleden.
Wij hebben onze broeders tot vijanden
En onze moeder tot slavin gemaakt;
Het kostbaar zoete leven aan te randen,
Gedijde onze ziel en heeft gesmaakt.
Wij hebben huis en hof en haard gestenigd, -
Zij deden het, zo zij het konden doen,
Vit dorp en vlekken de verschrikte menigt'
Joegen wij op van d'ochtend tot de noen.
Toen gingen wij de donk're klokken luiden
En staken in het kerkportaal de brand, -
Maar eerst de meisjes, moeders en de bruiden
In schuur en voorhof hebben wij overmand.
Gij deed het, gij en ik en hij en allen, -
Wij zijn bij de bloedfeesten dol geweest;
Mensen-gewaad is van ons gevallen;
Naakter zijn wij geworden dan het beest.
Wij zijn gedaald, de hoogten afgegleden
Onder de gronden, naar het klein geboeft' -
Dat, om te leven, stoot en moord behoeft -
Zo ver, zo ver, en daar nog diep beneden.
Opstandige liederen (1919)
Schrijver: Abraham van CollemInzender: Redactie, 23 augustus 2022
Geplaatst in de categorie: oorlog