Melancolia
Toen ik door het maanlicht liep
En de paden meed,
Bang, dat ik de tuin, die sliep,
Wakkerschrikken deed
Door het ritselend gerucht
Van mijn kleed en voet -
De oude bomen! die een zucht
Wakkerschrikken doet.
Toen ik naar de vijver ging
Door het korte gras,
Naar de boom die overhing
In de vijverplas,
Waar het water inkt geleek,
En zo roerloos sliep,
Of het oog in 't duister keek
Van een peilloos diep,
Waar het windgefluister klonk
Door het popelblad...
Weet gij, wie op d' elzentronk
Mij te wachten zat?
Vleermuisvleugelige vrouw,
Die mij eeuwig jong,
't Eeuwig oude lied van rouw
Vaak te voren zong,
Tot ik in de maneschijn
Zacht heb meegeschreid
Met het eeuwenoud refrein:
'Alles ijdelheid.'
Hebt ge hier op mij gewacht,
Denkend, dat ik sliep?
Hebt gij zó aan mij gedacht,
Dat uw geest mij riep,
Dat ik staan kwam aan het raam
En onrustig werd
Door het roepen van mijn naam
Uit de lichte vert'?...
Toen ik u hier wachten vond
En met stille schrik
In de peilloos diepe grond
Staarde van uw blik,
Toen ik zwijgend binnentrad
En in zwarte schauw
Uwer vleuglen nederzat,
Zwartgewiekte vrouw,
Heb ik, met uw hoofd gevleid,
Liefste aan mijn hart,
Zachtkens met u mee geschreid
Om der dingen ijdelheid
Om onze oude smart.
Nieuwe verzen
Schrijver: Jacqueline van der WaalsInzender: JM, 7 november 2005
Geplaatst in de categorie: afscheid