inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1885 - 1933

poëzie (nr. 4.847):

Slachtveld

De heengelegde lijken der soldaten
Zijn aangeraakt door de goudpaarse nacht,
Er kruipen lijnen over de gelaten,
Waarop de Dood zijn teken heeft gebracht.

Sommigen hunner liggen als bedronken,
Het was ruim véél, de wijn uit déze kan,
Hun arme lijven werden volgeschonken,
Zij dronken zich de eeuwigheid daaran.

Eén hunner ligt verdwaasd omhoog te turen,
Een ster staat op zijn blauw glazuren oog,
Het zou wel eeuwigheden kunnen duren,
Voordat dit open turend oog bewoog.

Zijn makker is gevallen fel voorover,
Hij schijnt te slapen en zijn bloed loopt uit,
Zijn linkeroog bleef half geopend over
Daar kijkt hij nu stil uit, die loze guit.

In zoete vreugde liggen jonge doden,
Zij toeven in een ongestoord geluk,
Mocht uit de gele hel losbarsten loden
Kogelregen, hun deert scherf noch stuk.

Zij zijn als zelfbeheersten dichtgesloten,
Zij zijn tevreden met wat hun gewerd,
Eén hunner zijn de ogen uitgeschoten,
Daarom heeft hij zijn mond opengesperd.

Een ander lacht, hij had zich vastgegrepen
Bij het voorovervallen aan wat gras,
Hij werd een kind, hij hield het dichtgenepen,
Hij dacht, dat het de hand van moeder was.

Bij bundels liggen doden uitgegleden,
De ransels om, de stormhoed op het hoofd,
Zij worden door mortieren overreden,
Dat was toch niet, wat hun werd toebeloofd.

Zij trokken uit, ik zag ze door de straten,
Het was bij avond, in de Seine-stad,
Of was het in Berlijn, of hoorde ik praten
Londens, in de straat, die ik vergat?

Ik weet het niet, ik weet niet de kledijen,
Die zij zich kleurig hadden omgedaan,
Ik weet het ritme niet meer hunner rijen,
Noch de muziek die klinkend ging vooraan,

Ik weet alleen maar Jongens, de gelaten
Van Prachtigen, Menswezens, schrijdend voort,
Vermomd in apenpakjes van soldaten,
Niet wetende het land waarheen of oord.

Zij droegen aan de schouders de geweren,
En in de loop een kleine veldboeket,
Voordat zij traden aan, te gaan marcheren,
Hadden de bruiden die daarin gezet.

Het zou de liefste groet zijn van het leven,
Het laatste afscheid en het wellekom;
O hand van mij, waarom gaat gij nu beven,
O mond van mij, waarom wordt gij nu stom?

De heengelegde lijken der soldaten,
Zijn aangeraakt door de goudpaarse nacht,
Er kruipen lijnen over de gelaten,
Waarop de Dood zijn teken heeft gebracht.

Sommigen hunner liggen als bedronken,
Het was ruim veel, de wijn uit deze kan,
Hun arme lijven werden volgeschonken,
Zij dronken zich de eeuwigheid daaran.

Staat op, staat alle' op, mijn vroege Doden,
Herleeft, gekruisigden langs weg en veld,
Doorschotenen, voorover in de Zoden, -
Herkrijg' uw stem haar vroegere Geweld.

Rijst langzaam uit, vloeie over uw trekken,
Het beven van een nieuwe Dageraad,
Moge mijn Roep U tot nieuw leven wekken.
Herleeft, herleeft, gesneuvelde soldaat.

Grijpt uw geweren in de dode handen,
Werpt uit de zadel hem die u beval
Dat uwe makkers waren uw vijanden,
Verbroedert U, soldaten, overal!

Blaast een signaal, gestorven mensenmonden,
Dat Aarde beve en doodsvreze kom
Over de heersers die U hadden uitgezonden,
Voor Vaderland, Bezit en Christendom.

Dood aan dit drie-tal en de mensheid leve,
En alle heerschappije ga te niet; -
Vertelt wie U de dood heeft ingedreven,
Rijst op, soldaten, zingt uw Dodenlied.

Opstandige liederen (1919)

Schrijver: Abraham van Collem
Inzender: Redactie, 11 januari 2023


Geplaatst in de categorie: oorlog

4.0 met 12 stemmen aantal keer bekeken 4.091

Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Ilse vd Lee
Datum:
10 februari 2023
De onwaarachtig, verschrikkelijke waarheid..Zo intens beschreven

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)