Toen ik wegging
was ze een meisje.
Ik zag haar later, veel later.
Een vrouw had haar plaats ingenomen.
De mooiste vrouw
die ik ooit had gezien.
Mooi . . . . . . . ?
De mooiste.
Haar woorden waren als liefde bedrijven.
Een Saint Louis Blues.
Liefje . . . . . . . ?
Mijn liefje.…
je bent mooi
zo zeldzaam mooi
het haar - zwart als de nacht
staalblauwe ogen smeken om liefde
je huid - zacht als het fijnste zijde
altijd moet ik naar je kijken
wil ik je aanraken
verlang ik naar je lichaam
wil ik met je vrijen
dag na dag – week na week – maand na maand
volgend jaar
ieder jaar
alle jaren van mijn leven
alleen met jou…
iedere nacht kruip ik
om te kunnen groeien
in het grote bed
tussen vader en moeder in
zo belemmer ik hun vrijen
en houd ik mijn nieuwe broertje
toch nog zes jaar bij mij vandaan…
mijn borstjes met
stijve tepels in de spiegel
zeggen dat ik vrouw ben
Tonny zijn handen
beroeren mijn schouders
ik ril van afschuw
nooit van Tonny
maar van zijn eega
lig ik ieder nacht
woelend wakker
met een gewaande erectie
wil ik haar wild en
nu…
beneden doet het pijn
niet om uit te houden
kloppend hangt het
zielig te zijn
de dokter kijkt
schrik in zijn ogen
je hebt een Spaanse kraag
het is een flinke
Spáánse kraag?
we zijn in Frankrijk geweest
met acht stellen
reuze gezellig…
ik zweer bij Apéllôn de genezer
neem alle goden tot getuige
om naar beste oordeel en vermogen
jouw leven als mijn voornaamste
bekommernis te beschouwen
laat geen oligofrene orde van dwazen
terwijl het geld wegrot in hun zakken
bedenken wat ik zal doen
tweeduizend vierhonderd veertig jaar na nu
wanneer jouw leven eindigt in een overleg…
ZUIPEN
met mijn rechteroog
precies boven het borrelglas
zie ik de bodem van
het leven naderbij komen
later
met het linkeroog precies boven
het bierglas vol jenever
begrijp ik plots dat mijn kansen
voor eeuwig naar Korsakov
zijn vertrokken…