Als dan het zand verstuift, de duinpan rond om
te ontvangen, dan, in andermans droom, duik ik
weer op. En kom om mij te omringen, mooier dan
ooit, met jou uit de schemer van het sparrenbos,
het omtrekloze, te herkennen aan het zwenken van het
duister, hangend aan de takken, zwaaiend steeds,
ik beneden, omsloten door de golven - zwem jou…
Voor H.C. ten Berge
Dat de veerboot langs de kustlijn kruipt,
tussen zeeen door wij het einde van de dag
betreuren. Zwak gestommel, middernacht
reeds lang voorbij, ruw het oppervlak -
en niemand het merkt. We zijn al weg,
denken ons een haven in. Het past zo nauw:
de auto in het ruim. Valleien van water, oneindig
glijdend, en wij daarboven…
Te wachten op de trein, uiterst moeizaam
over de grijze brug, een gele bloem springt
open, helder in een draai, en valt niet om.
De bloei is een begin, de trein loopt prachtig
binnen, is een engel, strijkt langs de perrons.
Om niet te verdwalen stappen we in, jij,
bedachtzaam, tilt je koffers, probeert opnieuw
een brede lach. En staart…