Tranen beuken machteloos,
woede ligt op mijn tong,
vuisten huilen vruchteloos
van verdriet dat ik niet bedwong.
Hersenspinrag, doolhoven
van smerige smart:
verdronken in duistere kloven
ben ik slaaf van een slinkend hart.
Verzet tekent een open wond,
bloed scheldt: "Rood",
gil ik gedreven.
Ik! open mijn brandende mond;
de leugen valt…
Tranen wellen op
ik ben bezeten
ik ben haar bezit
ze duwt me onder
mijn bebloede handen
zonder waarschuwing:
golven, haar golven
overspoelen mij
Golven eenzaamheid
branding:
ik herken het ruisen
van een warme melodie…
Een brede toekomst, gevuld en niet geweten
vernauwt zich tot een dag, een ogenblik,
waarin ik spreek, handel, beschik
naar maatstaf bewust of ongeweten.
Een diep verleden, leeg en soms vergeten,
verbreedt zich met de dag, elk ogenblik,
met woorden, daden, waarmee ik
mijn maten -van harte- af kan meten.
Leeg is het verlangen
naar volheid…