Ik ben een Deen
In een oud café.
Boven een glas bier
Hou ik de boel in de gaten.
Ik word gezocht, een etmaal lang,
In en rond de dampkring.
De mist trekt op,
En de deur van het café gaat open.
Ik trek de kraag van mijn leren jas omhoog,
En zie de vlag wapperen.
Nog even en een harige folkie zingt
Over huizen, haringen en hakmessen…
Op de top van de berg zie ik
Naast bevergeile salamanders
En scheervliegende zwaluwen
Een piano zweven.
Er zit een rusteloos meisje achter,
Haar handen vastgeplakt
Aan de toetsen.
Ooit komt ze naar beneden
En huilt ze om de modder
Aan haar voeten, en om
De gemorste bamislierten.
Maar niet nu,
nu twinkeltwankelt ze erop los
En legt…