Laat in de nacht, wanneer ik dromend door
het venster staar, roepen uit hoge luchten
onzichtbaar overgaande ganzenvluchten;
een zwak gekrijs, dat zwelt en gaat teloor.
Nauw drijven door de duisternis geruchten;
de zomernacht is zwoel en drachtig. Voor
de sterren hangt een nevelwaas. Ik hoor
de donkere aard’ in diepe sluimer zuchten…
De grauwe najaarsdag verging in regen
en werd, gedreven naar de avond, mat.
In 't struikgewas langs het bespoelde pad
vielen de droppen bij het nauw bewegen
der lucht met zacht geruis van blad op blad.
Dan plotseling breekt uit de wolkenvegen
een verre lichtval naar omlaag en tegen
een gouden kim staat tintelend de stad.
Verbijsterd zie ik…