Deze nacht kon ik de ochtend niet vatten,
te vroeg naar bed gegaan, te lang gedacht?
slechts iets nietszeggends verwacht,
lag ik te rusten op rijzende wervelende antieke rode kussens,
maar verwerd mijn ongezien oud donker tot een afmatten,
als een duik in een vieze vervuilde Friese gracht,
van een eens sierlijke, maar verdwaalde nachtegaal,
gevangen…
Het natrium opspattend uit deze verre ijzige zee,
is mij als vlees en bloed gedwee,
verdenk mij in deze middernachtzon,
zie mij thans klaar verbeeld,
verschanst en nimmer gedacht,
een heimwee die deze dag en middernacht versteelt...
Dit zout grieft mijn ziel en wonden,
in deze ijskoude doortocht heb ik rijkdom niet gevonden,
maar gestrand…
Wezenloos starend in dit glas water,
naar een onbesproken onbewegen,
met deze ongekende krater van een kater,
wil ik dit glas in een teug der herinnering legen,
ben met terugwerkende kracht nu helaas te verlegen.
Het is te stil,
als in een stilleven,
sneeuwstil,
windstil,
gedachtenstil,
zit eens stil?
Stil lief,
stil mij...
Jouw vertakkingen…
Altijd kijk ik eerst naar links,
daarna ook altijd naar rechts,
zodoende heb ik mij nooit bezeerd.
Nooit keek ik echt vooruit,
dan ging ik slechts uit van een ver geluid.
Intuitief zocht ik als een blinde mijn weg,
zonder plan of groter doel.
Als ik verdwaalde in het rechtdoor,
ging ik doelgericht linksaf.
Als ik de horizon angstig dichtbij…