inloggen

biografie: Alice Nahon

1896 - 1933

Alice Nahon [Antwerpen 1896 – 1933]

Alice groeide op in een groot gezin met elf kinderen. Vader was geboren in Nederland. Moeder was afkomstig uit Putte bij Mechelen, waar Alice tijdens haar kinderjaren dikwijls verbleef. Zij verbleef er een jaar lang bij haar tante. Na de lagere school in Oude God volgde zij vanaf 1911 de lessen in de landbouwschool te Overijse, waar zij haar diploma behaalde. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog  werd zij  leerling-verpleegster in Antwerpen. Na weken van intensieve hulpverlening raakte zij oververmoeid en haar longen bleken aangetast te zijn. Zij volgde nog tekenlessen aan de Akademie van Antwerpen en de cursus letterkunde gegeven door Pol de Mont, maar ze moest de hieropvolgende jaren doorbrengen in sanatoria. Vanaf 1917 verbleef ze o.a. gedurende zes jaar in het Sint-Jozefsinstituut te Tessenderlo, dat niet geschikt was voor de verpleging van zulke patiënten. De geneesheren lieten er geen twijfel over bestaan dat haar als TBC-patiënte geen lang leven beschoren was. Zij werd depressief. De lectuur van haar lievelingsdichters, o.a.Guido Gezelle, en het schrijven van eigen gedichten vormden haar enige troost. In die periode verschenen haar eerste gedichten in "Vlaamsch Leven". Tijdens haar verblijf in Tessenderlo schreef zij twee dichtbundels : "Vondelingskens" (1920) en "Op zachte vooizekens" (1921). Zij werd hiermee populair. Van haar bundels met eenvoudige, gevoelige, weemoedige verzen werden 250.000 exemplaren verkocht. Haar gedichten getuigen van liefde voor de natuur, bewondering voor eenvoudige dingen en verdriet om eigen en andermans leed. Dank zij de gulheid van haar talrijke bewonderaars kon ze een buitenlandse arts raadplegen. In 1923 vertrok ze naar Luzern. Er werd vastgesteld dat zij niet leed aan tuberculose, maar aan chronische bronchitis. Zij werd zij naar Italië gestuurd waar ze in korte tijd genas. Na vervolgens enige tijd in de Landes en in Parijs verbleven te hebben keerde zij naar Antwerpen terug, om later nog nieuwe geneeskundige behandelingen in Den Haag en Amsterdam te ondergaan. Zij genoot van haar herwonnen vrijheid, reisde als gevierde dichteres door Vlaanderen en Nederland  en maakte vrienden in de artistieke milieus. In 1927 werd ze bibliothecaris in de stadsbibliotheek te Mechelen. Zij begon als een gezonde jonge vrouw te leven en behoorde tot de intimi rond avant-gardistische kunstenaars als Fernand Berckelaers en Geert Pijnenburg.  Zij was ook bevriend met meer traditionele letterkundigen als Maurits Sabbe en Gerard Walschap. Zij poogde in haar nieuwe bundel "Schaduw" (1928) los te komen van haar vroegere "brave" poëzie, maar slaagde daar niet in. In 1932 werd zij opnieuw ziek en moest haar betrekking als bibliothecaris opgeven. Het ging met haar gezondheid bergafwaarts. Vanaf  begin 1933 was zij ernstig ziek. Na een pijnlijke doodstrijd overleed zij in mei 1933, 36 jaar jong. Zij werd onder grote belangstelling begraven. Na haar dood verscheen in 1936 de bundel "Maart-april" met jeugdgedichten en nagelaten verzen.

 Werk:

* Vondelingskens (1920)

* Op zachte vooizekens (1921)

* Schaduw (1928)

* Alice Nahon en haar gedichten. Keur uit haar werk (1932)

* Maart-arpil. Jeugdgedichten en nagelaten verzen (1936)

* Bloemen van 't veld (1970)

* Alice Nahon. Verzamelde geichten (1983)

* De mooiste gedichten van Alice Nahon (1983)

 

Het graf van Alice Nahon  (Schoonselhof, Antwerpen)


Inzendingen van deze schrijver

62 resultaten.Meer van deze schrijver...