inloggen

biografie: François Pauwels

1888 - 1966

François Désiré Pauwels

Amsterdam  1888 - Amstelveen 1966

Nederlands prozaschrijver en dichter

François studeerde rechten te Amsterdam en Utrecht. Na zijn promotie in 1915 vestigde hij zich als advocaat in Amsterdam. Hij werd een befaamd strafpleiter.

Hij debuteerde met Gedichten in 1908. Zijn verzen toonden weinig invloed van de toen heersende stromingen, maar spraken aan door hun eenvoud, gevoel voor menselijke verbondenheid, hun anekdotisch en soms spottend karakter. Lof kreeg hij voor de bundel Tziganen (1924). Zelf waardeerde hij vooral zijn sonnettencyclus in drie boeken, Morgen en Strijd (1931 en 1940) en Schemeringen, dat hij met de herdruk van de vorige onder de titel Dag van leugen in 1948 publiceerde. De 225 sonnetten vormen een `mensenleven in verzen' met autobiografische inslag. Succes had hij met zijn verhalen en romans, waarvoor Pauwels kon putten uit zijn ervaringen als strafpleiter. In de inleiding van zijn eerste roman, Tine Kipra's echtscheiding (1929), stelde de auteur de vaderlandse schijnheiligheid inzake echtscheidingen aan de kaak.

Zijn romans, waarvan Als het niet waar is (1960) autobiografisch materiaal bevat, zijn evenals zijn poëzie buiten literaire modes om geschreven in een heldere, onderhoudende stijl.

Werk:

Het kristallen masker (1911) (gedichten)

Enkele verzen (1916)

Fantomen (1919)

Verzamelde gedichten (1928)

Ambtsgeheim (1928)

De lachende beklaagde (1939)

De vrouw met de twee gezichten (1934)

De madonna van Juan les Pins (1934)

Het kartonnen dorp (1936)

Het duel (1938)

Klinkende boeien (1946) (gedichten)

Griffioen (1946)

Maria Dolorosa (1947)

De serafijn (1948)

De zaak Tom X (1952)

Tijgers (1954)

Het recht viert feest (1956)

Een hond huilt in de nacht (1957)

Slachtoffers zonder keus (1958)

Het recht ontkleed (1966)


Inzendingen van deze schrijver

7 resultaten.

DE PAUW

poëzie
4.0 met 4 stemmen aantal keer bekeken 606
De pauwe staat in pronkgewaad, ruisend rillen z'n veren, hij schudt z'n pracht alsof met kracht wind er langshenen kwam scheren. De fijne kop bloeit als een knop dicht aan de waaier van ogen, die bont en rond tot op de grond sierlijk is uitgebogen; en als een vorst zwelt...

Het schelpenhuis

poëzie
4.0 met 2 stemmen aantal keer bekeken 195
Met aller stranden kleurige trofeeën heeft men, in schelp naast schelp, mijn steen bezet, ik heb de gratie van een pronk-salet, maar in mijn hart de diepe stem der zeeën. wie 't oor leent aan mijn wand ontwaart armeeën die voorwaarts ruisen met een eendre tred en 't masker van een...

Schijn

poëzie
4.0 met 2 stemmen aantal keer bekeken 329
Zo gij mij ziet, zo ben ik niet, 't is schijn, 't is leugen: bij u, lief kind, te droef bemind, moet ik wel deugen. Uw fantasie is goudglans, die m' een zon doet lijken; dat maakt mij bang want, ach, hoe lang, op eens zal blijken, dat g' op uw wens een ander mens...

Sonnet

poëzie
4.0 met 4 stemmen aantal keer bekeken 382
Ik ben geen Hollander, ik ben een mens en alle mensen zijn mijn landgenoten, ik voel mij niet door band of boei omsloten dan door der Liefde wijd-getrokken grens, mijn oog verdraagt geen microscoop, geen lens die 't enge beeld onmatig zal vergroten en van de wentelende wereldkloten ...

Tine

poëzie
4.0 met 3 stemmen aantal keer bekeken 253
Ik heb uw kussen en hun overmoed met mijn onnozel herte niet verstaan, het was mij deugd reeds aan uw zij te gaan, dweepziek, in velden onder avondgloed. O, vrouw, o, tederheid, o, droeve waan, wat was het leven mild, de wereld goed! Zwijg, drieste stem van het onstuimig bloed, ik...

Ilonka zingt.

poëzie
4.0 met 2 stemmen aantal keer bekeken 237
‘Een jonge vrouw gaat uit over de bloeiende steppen, in mei, zij is trots en mooi, zij is mooier dan alle anderen, zij zwaait de zweep naar het logge paard en de grote, piepende wielen gaan sneller over het wassend kruid... Waar gaat ze heen? - Ze lacht naar de horizon en ziet...

De kroeg

poëzie
4.0 met 1 stemmen aantal keer bekeken 489
De meinacht laat zijn koele droppels neder, ik schuil onder een lispend lindendak, mijn oude hart vindt zijn verlangen weder dat naar de lente geurend openbrak, en vóór mij is het licht der kleine kroeg, daar tiert men bij de hooggevulde glazen, al wat ik vrucht'loos aan het leven...