Rommelen in de marge heet mijn
bestaan
Ik weet het nodige maar doch vooral
onnodig
Waarom niet ontdoen van die veel
te zware mantel, aangeschaft omdat
koude leek
Verkoop hem, zet hem in de etalage,
te kijk voor de lichten van aard
Zij zullen vinden wellicht een sprank
mededogen, welk ze ontberen
Een teveel aan last kan mij doen…
de maan is nu een schijnwerper
op voedsel, zwemvesten
in rubberboot
met mannen, vrouwen, kinderen
met vijftien in een reddingsboot
aan boord van de Aquarius
douchen, droge kleding,
elk een polsband blauw van kleur.
Zo waagden zij de overtocht,
een odyssee vol trauma's,
hoog boven de diepte
van de Middellandse Zee…
verloren eer
van liefdesgodinnen
die hun hongerige lijven
in naakt verval draperen
rond de noeste appelboom
zijn vingers geschikt
voor huiverend begeren
petrus sluit ontluisterd
het hemels café
geeft de sleutel aan lazarus
en vlucht naar benee
langs uitgesponnen bochten
van de hel, schuimend
over een oude melkweglus
zingt hij van aquarius…
Ik hoor hem nog brullen
“Dat God zo rein en zoet als bronne water
niet zou bestaan”
kwijnend in het zout
waarin hij was vergaan
De schelpjes en kraaltjes op de bodem
liggen daar zo vredig
in een lijn van hand
alwaar de haaien schuwen te gaan
waar zijn oorspong brandt
Zowaar straalt daar dan toch
een schoon paarlen licht
Dat Aquarius…