hoe je die avond een deken om me heen legde
je fiets stond niet op slot en je zei de gangen staan te vol
in de tuin liep je van de ene kant naar de andere
en de buitenmensen keken met argusogen toe
pikten het groen weg uit onze vingers
we staarden ze donker hun huizen weer binnen
dat zwart wit denken het is de wereld maar
je rolde het…
Een bevende dauw
zweeft in mistige schaduwen
wiekend heen en weer
De schone wereld
nog eenmaal op z'n schoonst
Als ik ga scheiden
In het verweyen -
Indrukken optekenen
van onderzeekoeien
Wind door de bomen
Van de nymphen golven
vocht in de grotten
Schone in haar sonnet
ze komt van een ver eiland
onbereikbaar -…
Hier wonen kalme creaturen
Door zomers bladgroen toegewuifd
Een wolk die voor het zonlicht schuift
Verdonkert kort de heggenmuren
Roestkleurig, brons, de buitenmensen
Bewegingloos of sloom op dreef
Op plompeblad, zie hoe ik zweef
Beweert een meeuw, al zijn er grenzen
De paarden van het dorp, zij draven
Al komen zij geen stap vooruit…
wij zijn dwergen
die aan het grootse appeleren
wij banen ons een weg
vanuit een stoel
waar we onze dromen projecteren
wij hinkelen achter
op onze hoogtechnologische benen
wijzend naar de buitenmenselijke einder
vol epossen van vuurstenen tot androïden
ooit bemannen wij de regenmakerlasers
van op onze droomeilanden
ons ozonrijk boven de…