wie het vindt mag het
roepen en alle pagina’s
beslaat van verzen,
wat ik lees is lopend vuur
verliefdheid zó heet, dat het
de dood ontdooit en waar
mensen gaan, de haat
verbleekt, tot er zinnen
vallen, als bladeren
gestorven zijn in beide
handen, verbleekt maar
ongelofelijk rein, dat
woord is waar en stil
genoeg, de gevoelsgrens…
Stuit op grove taal van onwil
rem hard aan de kant,
slip sterk met mijn bruine open ogen
over mijn eigen gevoelsgrens
open gaapt voor mij een grote afgrond
achter harde wilde golven voel ik wand
doorvoed mijn hartje met het begin
van wat ik seconden lang stil herken,
ik begeer niet langer wat ik krijgen kon
en mijn luiheid toch weerhouden…
alleen in woordenboeken,
wat ik lees is lopend vuur
sterk geïnfecteerd dat het
zelfs de dood ontdooit
de grenzen vallen weg
staan als blokkades weer op
waar mensen gaan, de haat
verbleekt, is even weg,
bladeren die al gestorven
zijn in beide handen,
verbleekt maar blijft
ongelofelijk rein, dat
woord is waar, stilaan
genoeg, de gevoelsgrens…