Het is n mooie oavend in maai
n Kou houst doeknekt in t gruinlaand
Ik heb veur d'eerste moal verkeren
En vuil de vonken van dien haand
De wilde plannen dij ik haar
Komt sikkom niks meer van terecht
Totdat de nacht van t Hoogelaand
n Donker klaid over ons legt
Dat is mien laand, mien Hoogelaand…
ik zag je, jouw polder in 't hoogelaand
drijvend op het gras de voet gebeend
tot weke klei het oor gericht naar
de reling van het Wad
wie jij bent, tja wat opgeworpen aarde met de
bolling van een oud huzaar, je nagelriem verankerd
waar het water lestig vele monden voedt, je armen die
de vleugels vangen van een vers gesmede slagpin
ik ken…