nu staat hij bij het huis dat
prijsgegeven werd aan wind
striemende regenvlagen
en een op hol geslagen zon
niets anders dan de
drukkende stilte
het snerpen van cicaden
de trage vleugelslag van een roofvogel
het verweerde tafelblad
een atlas met kringen
krabbels en datums van
de voltooide verleden tijd
in deze uithoek van
het menselijk…
ik schik en herschik
wat ik schrijven moet
op een stuk papier
woorden karig als
een schraperig
geschilderd veld
met stramme hand
en stroeve pen
binnen weerbarstige lijnen
bangelijke woorden die
rondjes draaien binnen
perkjes van papier
onrustig wacht ik op de taal
die uit me zwermen zal
en het luchtruim vindt…
toen hij de golven
op het zwarte strand
hoorde breken
verbrandde hij met
wijd open ogen
om niet te verdwalen
de wrakke schepen
achter zich
geen mens kwam in
de buurt van zijn ziel
niemand sprak de taal
toeschouwer in het eigen
nooit vertelde verhaal
het langzame gif
voelde hij pas later
toen het gewicht van
de uren hem…