De koning leed aan melancholia,
zij hield hem uit de slaap. Het eerste licht
trof een verslagen man. Er werd gefluisterd
dat God zijn goede hand van hem terugtrok.
Nu houden boze machten bij hem huis.
Zijn kamerheer, een praktisch man, liet toen
een herder komen. Jong en muzikaal
zou hij de wolk om het koningshoofd verdrijven.
Die kunst bood…
zoveel hoofden
oren, ogen
zoveel neuzen neigen nu
welwillend
naar één kant
niettemin nog zoveel zinnen
zorgen, dromen
liedjes van verlangen
reizen door
afwachtend land
een nieuwe koning kan ook
niets beloven
hij kan slechts hopen
op een toekomst
met voor iedereen
een goede kans…
In ‘t weiland stond een vorstelijke stier
En Bertha achtendertig liep te grazen
Voor boter, karnemelk en Goudse kazen
Hij sprak: ‘Hola...Wij heten Willem Vier’
‘Jij wordt mijn Koeningin’, loeide hij luid
Maar Bertha zei: ‘Holland is toch je bruid?’…
omgeven een bemodderd reliqui
de hand van een ketterse bisschop tot vluchten gedreven
door zijn drie overige leden geholpen met zijn voet
tastend naar zijn beringde hand op de vloer beroerend de bol van de steen uitstuwend een verblindende wolk in het
gezicht van de beul
Zijn lichaam onzichtbaar in de mist van Gyges
zijn geest ontslapen in een koningsdroom…