Zwaar drukte 't lot op 't hart der Joodse vrouwe.
Nog pas verbrak de dood 't verbond der trouwe,
Of, gram te moe, verdubbelt hij haar rouwe
Om nieuw gemis:
Een zoon, de lust, de troost van hare dagen,
Met hem de vrucht, die de echtboom haar mocht dragen,
Haar Enige ligt haar van 't hart geslagen:
Wat droefenis!
Zij krimpt van wee…