Van dat hupsend en vinnig venijn
dat als vraatzuchtig rupsje nooitgenoeg
haar cocon beklemmend om mij sloeg
lijkt de honger nooit gestild te zijn.
Verstand nipt weer van appetijtelijk azijn
als een groen blaadje slaat het zich voor de kop
verdoofd als ik alles gelaten verkrop
het verlangen krijgt men toch niet klein.…
Ooh, beeldschone papillon
Koersend op de gang van de wind
Fladderend van gazon naar gazon
Onderwijl neerstrijkend
op een slechts vergankelijke klaproos
Even rustend
Je prachtig gracieuze vleugels dansend in de zon
Doch aan de einder wuift reeds
een vergeet-mij-nietje jou tegemoet
Verwachtingsvol passeer je zelfs de klavertjes,
Zonder enig…