waarin we mochten hopen,
die in elke seconde start en
eindigen kan, in de avond ligt de
overvloed met bevroren plaveisels
ingelegd en in de ijspaleizen waarin
we rouwden in verdwaalde nachten
weer geslecht, resten de morgens
waarin we lachten en steeds hoger
bouwden in het zuurstofvolle bloed
van liefde en erkenning door een
tijdgerijpte…
Maar deze aanhouder wint
de grond gaat langzaam zuigen,
onder het droeve regenkind,
dankbare dromen zijn haar volk
waaronder het gras zich opricht
in haar voetspoor, waarvoor de
tijdgerijpte halmen buigen.…