LAIS CCXCVI
netgedicht
Fragiele stralen, noorderwind en schriel
de meeuwen krijsen boven 't stort. Nood brandt
in de magen der verdoemden, de kiel
maakt water, het zoute wordt vuur, het zand
verglijdt in de klemmende hand, de wand
stuurt leegte naar de andere wand, niets
houdt nog stand, het licht is van kant, iets
heeft in mij een pop van stro verbrand.
Ik wou je…