Op het veld dat de zeis maaide
en dat ik aan de uitkanten proper houd
met sikkels en scharen van licht
staat een vogelschrik te kijk
Hij is een mens waaraan de kauwen
vreten, oud lichaam traag draaiend
in de winden van een te vroeg april
Een zotskap die de boer te gortig was
staat op zijn halmenhoofd en armen
stokstijf van angst wijzen…
De vogel sprak: “Wat hield ik van die pop
Die in het veld stond om mij af te schrikken,
Maar waar ik lekker strootjes uit kon pikken;
Daar bouwde ik mijn nestje dan mee op.
Maar gister bleek hij plotseling vertrokken.
Toen ben ik mij wel even doodgeschrokken.”…
In de vereenzaming van vlakke akkers
handhaaft de vogelschrik moedig
zijn spottend narrenbestaan.
Met wijd geopende armen
duldt hij schalks de ijzige windsneden,
klaar om de lente te omhelzen.…
hevige herfstwind -
het aanhoudend neen schudden
van de lappenpop
zijn gele strojas
vol witte urinebrij
van kersendieven
de schuinse staakpop -
pruimtabak en kapotjes
in zijn natte zak
opkomend onweer -
de veldpop DiCaprio
mét Titanic move…
Ik hou mijn armen stijf uiteen:
een vogelschrik in de binnenkant van kleren.
De naalden prikken door de voering heen.
Ik word opgemeten als een partij land.
Zijn vrouw stelt mij te boek.…
Strogele vogelschrik
wreed gestroomlijnd
’s nachts op zijn mooist
in de benzineboomgaard,
verjaagt noch verschrikt:
lokt de koplamp.
Tondelzwam,
vuurgevaarlijk
niet gedetermineerd
door Linnaeus.
Eksters leidt hij langs
’t nikkel in de kassa,
de plukkers drenkt hij
in de boomgaard.…