Zomerzon zal zelden zeewaarts zinken
Zolang zij zenitzoekend zwerft
in 't zwerk
'Zalig zij zus Zilvermaan,'
zo zuchtte
Zebedeus, zoon en zendeling
Zwaarmoedig, zorgzaam, zeldzaam zielsverwant
Zo zintuigzwevend zacht -
een zonderling…
Het zijn de snaren,
Die door de ruimte varen;
Een uitgespannen schaal
Van stijve paal tot paal.
Die snerpen en die fluiten
Door 't nachtelijke buiten
En gonzen in de wind,
Gespannen, doof en blind . . .
De snaren zijn 't, de snaren,
Waar langs de stemmen varen
Van velen, doof en blind
En wetend niet de wind.
De wind die aan de snaren…
Nu komt ze van de bron
En gaat ze door de zon,
Licht, tip-top, roze en ros,
Haar gloênde harendos.
En waar de boomstam staat,
Gegroefd als'n oud gelaat,
Spitst ze haar kin naar boven,
Waar al de lovers stoven.
'k Wou het liep al zo naakt
Wat recht is, welgemaakt,
En wandelde in de zonne...
En de rest in capuchonnen.…