en allengs
veranderen
de schaduwen
van september
het wonder van licht
speelt met de acacia
en volgt de omlijning
met gouden pen
de juiste plaats en tijd
werpen dit presentje
in mijn schoot…
Vendelbuien kan het flardend velen
Luchtig slingeren bewoners aan de ramen
Open ruist in vogelvlucht acacia.
Uit het achterstallige hevelen
Ontheemden als Icarus een gevleugelde
Passage op stijgwind via anima.…
Klein, fris plekje
Groen gras in bronzen heide,
Teergroen bosje
Van lichte acacia's,
Omringd door donker dennenhout,
Hoe slaat mijn hart zo blijde!
Hoe slaat mijn hart zo lustigjes,
Zo jolig en zo dwaas!
Bén ik een kind?
Mijn jeugd moest lang voorbij zijn,
Mat ik mijn ouderdom
Naar mijner jaren tal.…
tientallen eikenblaadjes in zijn
ban andere vrijen achter een bierkrat
op een stiller plekje is gezang hoorbaar
het dubbelbeukenbladkwartet Nootjes
geeft op een halfleeg gazon een concert
met klassiek werk rythm&blues en jazz
de All-Leaves-disco bij de vliegenzwam
gaat niet door wegens het overschrijden
van de geluidsnormen fans van Acacia…
hoogste lied
Het ruist en bruist en kwinkeleert en pronkt met een juwelenkleed
Een papegaai een kaketoe een krokodil een tekenbeet
Mijn god er is zo onwaarschijnlijk veel waarvan een mens geniet
De toppen van de andes en het amazoneregenwoud
De watervallen van victoria
met donderend geraas
Het knielen op een bed violen
tranende acacia…
Un éclair klept van gene zijde,
in Edelweiss als weeïge geur van acacia.
Er verschijnt een mens.
Of ook weer niet. Hij blaast zich op en op, tot
een monsterlijk gedrocht in een stinkende krocht.
Striemt opnieuw een bliksemflits
die inslaat op die onmens. Hij krimpt
van de schrik, hij krimpt en wordt kleiner.…
ginder tussen droge grassen
roomgeel een spaarzame pracht theerozen majesteitelijk
haar illustere mededingster, de kardinaalroze acacia, naar
de kroon stekend
een volkomen dag op trage lome pootjes voortkruipend naar
de avond opent zo het bal voor
alras op het warme ligusterblad wiegende vuurvliegjes
elkeen pinkend wachtend op de eerste maten…